top of page

Concentratieproblemen of ADHD?

  • info0289990
  • 30 jun
  • 2 minuten om te lezen

“Hij droomt steeds weg.” “Ze let maar vijf minuten op en dan dwaalt ze alweer af.” Veel ouders en leerkrachten herkennen dit gedrag bij kinderen en jongeren tussen de 8 en 16 jaar. Maar wanneer is het een normaal concentratieprobleem – en wanneer spreken we van ADHD?

Een juiste inschatting maken is belangrijk. Niet elk wiebelig kind heeft een stoornis. Tegelijk wil je signalen die wél serieus zijn niet missen.


Wat is concentratie eigenlijk?

Concentratie is het vermogen om je aandacht te richten op één taak, zonder afgeleid te worden. Bij kinderen is dit nog volop in ontwikkeling. Factoren als vermoeidheid, stress, honger, verveling of spanningen thuis kunnen invloed hebben op hoe goed een kind zich kan concentreren.

Gemiddeld geldt:

  • Een kind van 8 kan zich zo’n 15–20 minuten achter elkaar goed focussen.

  • Een tiener van 14 kan dit 30–40 minuten volhouden, afhankelijk van de taak.

Als een kind zich moeilijk kan concentreren, wil dat dus niet meteen zeggen dat er iets mis is.


Wanneer is het geen ADHD?

Concentratieproblemen zónder ADHD komen vaak voor bij:

  • kinderen met veel prikkels thuis of op school;

  • faalangstige of perfectionistische kinderen (die afhaken als iets moeilijk wordt);

  • kinderen met slaapproblemen;

  • hoogbegaafde kinderen die zich vervelen;

  • jongeren in stressvolle levensfasen (zoals een scheiding of pesten).

In deze gevallen is het concentratieprobleem een signaal van iets anders, niet van een aandachtsstoornis.


Wat wél bij ADHD past

Bij ADHD gaat het niet alleen om concentratie. Er is een patroon van gedragingen dat zichtbaar is in meerdere situaties (thuis én op school):

  • moeite om taken af te maken;

  • snel afgeleid door irrelevante prikkels;

  • impulsiviteit (niet wachten, dingen eruit flappen);

  • onrustig bewegen (wiebelen, opstaan, met spullen friemelen);

  • chaotisch zijn in organisatie en planning (vooral bij jongeren).

Belangrijk: de klachten moeten langdurig en hinderlijk zijn, en al vóór het 12e jaar zijn begonnen.


Wat kun je doen als je twijfelt?

  1. Praat met school. Leerkrachten zien vaak gedragspatronen in de klas die waardevolle informatie geven.

  2. Houd een week lang een ‘aandachtsdagboek’ bij. Wanneer is het kind wél gefocust? Wat zijn de omstandigheden?

  3. Check de basis: slaap, voeding, beweging, schermtijd.

  4. Overweeg diagnostiek. Een GZ-psycholoog of kinderpsychiater kan onderzoeken of er sprake is van ADHD, of dat het iets anders is (zoals angst of trauma).


En dan?

Als er géén ADHD is, maar wél concentratieproblemen, kan psycho-educatie en praktische begeleiding al veel opleveren. Is er wél sprake van ADHD? Dan zijn er verschillende bewezen effectieve behandelingen: gedragstherapie, ouderbegeleiding, en soms medicatie. Het doel is altijd: beter functioneren, minder frustratie en meer rust – voor kind én omgeving.



ree

 
 
 

Recente blogposts

Alles weergeven
Mentale gezondheid is geen trend!

Zelfhulpboeken, podcasts, manifestatiecursussen en trauma-retreats. De markt rond mentale gezondheid groeit explosief. En ergens is dat...

 
 
 

Opmerkingen


bottom of page